Een eigenzinnige bejaarde local

Deze column verscheen eerder op nauticlink.com

Bert Kuijpers

Ondanks dat Nederlandse jachthavens nogal eens krap bemeten zijn, neemt de populariteit van de ruimtevretende kajuitcatamaran de laatste jaren toe. Toch denken we bij het woord catamaran nog vooral aan een trailerbare lichtgewicht open zeilboot. Logisch, Nederland ligt immers vol met Hobie Cat’s, Tornado’s, Nacra’s, en Darts. Alle ontwikkeld op snelheid, en handelbaarheid in de branding. Maar de catamaran kent in Nederland een opmerkelijk gewichtige en volumineuze voorvader. Hoewel zijn familie maar klein is gebleven, heeft hij zijn zestig jaar aan zee wel overleefd. Hoe een eigenzinnig ontwerp zich tot op de dag van vandaag lokaal heeft kunnen handhaven.

De open ‘pleziercatamaran’ maakte in Nederland in de jaren vijftig haar entrée. Het betrof een enkel exemplaar van de ultralichte Engelse Prout Shearwater. In het Zuid-Hollandse kustplaatsje Noordwijk viel Luijt van der Meulen voor het concept. De medeoprichter van de Noordwijkse zeilvereniging kreeg echter al snel door, dat het wel wat ‘steviger’ kon én moest. Samen met Jaap Beukers – de man die later in het Noordwijkse nog 600 (..) Flying Arrow’s per jaar zou bouwen! – construeerde hij in de winter van 1961-62 op basis van Deense werktekeningen twee boten. Ze gaven deze twee allereerste Nederlandse catamarans de naam van Zeekat (een soort inktvis en leverancier van ‘zeeschuim‘). De twee zullen toen nooit vermoed hebben aan de wieg te staan van een lokaal fenomeen. Want ‘dé Zeekat’ is in zowel Noordwijk als Katwijk nog steeds het symbool voor zestig jaar brandingzeilen en strandcultuur. Andere ‘thuisstranden’ heeft de Zeekat nooit gevonden. Er zijn er bij elkaar zo’n twintig gebouwd, waarvan er nog tien in de vaart zijn.

Nee, de Zeekat – hier (Youtube) of hier (foto’s) – is bepaald geen ‘Noordzee-getuned’ Polynesisch veertje. Het betreft een ultra zwaargewicht van minstens 350 kilo. Nogal grof gebouwd met beams (om de drijvers bij elkaar te houden) van zware houten balken ‘houtje touwtje’ bij elkaar geknoopt. En niet drie – zoals in het originele ontwerp – maar wel zes stuks. De constructie is met zijn hoge drijvers een soort zeilend landingsvoertuig, bestand tegen het overzomeren op het Nederlandse strand inclusief een eventuele zomerstorm.

Alleen Katwijkse Zeekatten zijn een ‘bakskist’ en bb-motor rijk. Het na een zomerstorm uitgraven van de ingestoven Zeekat maakt ook deel uit van deze zeilfolklore…
(foto Wim Zwitser)

Het over bijna de hele bootlengte van zes meter beloopbare middendeel met een breedte van drie meter (bepaald geen moderne trampoline) geeft ruimte aan een veelkoppige bemanning. Nu komt dat uit, want die heb je sowieso nodig om de kolos op een kar van het duin tot de vloedlijn te rijden en in zee te lanceren (Youtube). Het aardige daarvan: iedereen die daarbij helpt, kan mee. Zeilen doet-ie als de beste.

Een officiële klasse is de Zeekat nooit geworden. De eigenaren blijken in praktijk namelijk nogal wars van alle wedstrijd-gepiel en -gesnoef. Het gaat de Zeekat-bezitter vooral om een betaalbare en vooral sociale beleving van het kustzeilen – de badcultuur inkluis. De race om de snelste en duurste spullen zal hem een zorg zijn. Een nieuwe Zeekat koop je nergens, die bouw je zelf. Zodoende kent de boot ook vele versies: met verschillende knikspant en rondspant drijvers, zowel van hout als polyester. Nog een reden dat de Zeekat zich nooit verder heeft ontwikkeld dan tot in Katwijk. En omdat Katwijkers en Noordwijkers erg op elkaar zijn gesteld, maar tegelijkertijd jaloers zijn op elkaars culturele afkomst, ontstond er in de loop van tijd een opmerkelijk Zeekat-onderscheid: de Katwijkers verrijkten hun ‘Katten’ met een vaste kist aan dek en beschilderden ze met de meest uitbundige kleuren, terwijl de Noordwijkers het hielden bij spartaanse witte uitvoeringen. Op vijf kilometer afstand zouden de Katwijkers het ‘minder is meer‘-idee niet zo goed begrijpen…

Daar staat tegenover dat het in Katwijk vaker wat feestelijker toegaat. Terwijl de scheppers van de Zeekat al trots waren op een reisje met twee boten, ‘parkeerden de Kattukkers hun hele vloot op de Wadden’. Er zijn ook verdere kusten afgereisd met de Zeekat, waarop je zo een tentje aan dek kan zetten, of waarmee je voor een overnachting eenvoudig elke zandplaat of strand kon opvaren. Al dan niet ten koste van een proces verbaal. Er zijn met de Zeekat memorabele zeereizen gemaakt tot Borkum, Kaap Gris Nez of Engeland aan toe. De opvallende boot is een deel geworden van het collectieve geheugen van de badplaatsen.

Dit buitenbeentje (of liever buitenbeen) in de Nederlandse watersportgeschiedenis verdiende afgelopen jaar zelfs een boek, samengesteld en geschreven door de mannen van het eerste uur, die ‘het kunnen weten’. Het werkje ‘Zeekat, een klasse apart‘ geeft met gepaste humor de relativerende houding weer van de Zeekat-schipper. Neem in het ‘Zeekat Woordenboek’ nu de uitdrukking van ‘Een Jomanda’ of ook ‘Handoplegging’: alleen meelopen zonder daadwerkelijk aan de zware boot te trekken om deze in zee te krijgen. Of ‘Droogvallen’: naar de kant moeten omdat het bier op is. Het is zo’n beetje de wereld van ‘een dag niet gezeild, is een dag niet gelachen…‘. Wellicht de hoofdreden dat die loodzware bejaarde catamaran op het Zuid-Hollandse strand het na zestig jaar nog steeds uithoudt tussen al die wereldse vedergewichtjes.

Met vriendelijke groet,

Bert Kuijpers,
Opstapper van Nauticlink