Column – Bart & Cat

De belevenissen van Bart Buwalda met zijn Hirondelle.

Bart Buwalda

 

Hallo, ik heet Bart en ben net als jullie eigenaar en zeiler met een meerrompboot, ik ben de schipper/eigenaar van een kleine catamaran met de naam Amphielissa.

Volgens de vorige eigenaar is dat Grieks voor De tweerompige, daar ben ik niet van overtuigd maar ben er ook nog niet achter wat het dan wel betekent in het Grieks. De vrouw van Poseidon, Amphitrite was godin van de zee en was Elissa haar zusje? Ik weet het niet en Poseidon die ik al ‘ages ago a message in a bottle’ stuurde, reageert niet op m’n verzoek om opheldering. Waarschijnlijk chagrijnig vanwege de plastic-soup-troep in z’n zeeën.

Hoe dan ook die vorige eigenaar was een bijzonder type, hij verkocht me de boot terwijl ‘ie drijfnat – “ben van de boot gemieterd” – en met een scheur in z’n broek tot aan z’n kruis met me zat te tafelen in ‘Enkhuizen deftig’. Hij was een meester in ‘keeping up appearances’ tot dat ‘ie iets teveel gedronken had en z’n gebrek-aan-‘lust’-probleem op tafel legde … Gelukkig had ik een vriend meegenomen om m’n aankoop te beoordelen maar Karel is ook zeer behendig met mensen, hij redde de situatie en de koop was gedaan.

En wat had ik dan wel gekocht behalve een moeilijke naam? Een Hirondelle, een Franse zwaluw maar een Engels kajuitcatje van net geen zeven meter bij drie meter breed. Ik was de hemel te rijk en m’n financieel betrouwen Chris10 dankbaar want die had geregeld dat ik de aankoop kon doen vanuit m’n bedrijf. Dit was mijn eerste echte catamaran! Een lang gekoesterde, en een tijdlang vergeten, droom.

Ruim veertig jaar te laat mijn eerste eigen catamaran

De eerste cat die ik onder ogen kreeg stond in de Waterkampioen ergens eind jaren zestig vorige eeuw, waarschijnlijk een Shearwater. De afwijkende bootvorm en de zichtbare snelheid maakten indruk op me. Maar ja ik zeilde samen met m’n broer in een Flits en bij de Loosdrechtse Watersportvereniging waar we zeilden waren catamarans bepaald niet populair. Dat kwam omdat er twee zelfontworpen en zelfgebouwde exemplaren rondvoeren, opgetrokken uit Masonite (watervast hardboard), die door het spraakmakende zeilersdeel van die vereniging als koosnaam De Plassenploegen toebedeeld kregen. Achteraf bekeken waren het prima toerboten en zowel qua ontwerp als materiaalkeuze gedurfd. Maar volgens de verenigingsoverlevering was de ontwerper ‘fout’ geweest in de oorlog en dat hielp niet om het onrechtvaardige oordeel te verzachten.

Van m’n eerste zelf verdiende geld kocht ik een OK-jol, die stond op dat moment, begin jaren zeventig bovenaan in de zwaardboten-pikorde voor beginnende ‘kampioenen’. Maar boven windkracht drie was die OK mij de baas, dus na verloop van tijd maar overgestapt naar een FJ (Flying Junior) en dat ging al beter, met z’n tweeën ongeveer hetzelfde zeiloppervlak, maar een ‘kampioen’ ben ik nooit geworden. Na een spectaculaire tocht op een varende woonboot van Friesland naar de randstad met vrienden die de boot hadden gekocht maar zelf niet konden varen, wist ik: ‘Dat wil ik ook!’

Spectaculaire tocht

De tocht was ‘spectaculair’ omdat ik weliswaar aardig kon zeilen maar varen met een motorschip van ruim 23 meter bleek echt wat anders. En dat schip was uitgerust met een zijschroef. Dat is zo ongeveer een Thaise longtail-voorstuwing die op het voorschip aangrijp net achter de stuurboord voorbolder. Bij het wegvaren ging je daardoor eerst een hele tijd opzij voordat je vooruit vaart maakte. In een smalle vaart lag je dan binnen de kortste keren aan de overkant zonder een meter voortgang. Klik hier voor een video van zo’n zijschroef (YouTube).

De havenmeester van Elburg kwam ons tegemoet gefietst, waarschijnlijk na een telefoontje van de Roggebotsluis dat we in aantocht waren, en verbood ons de toegang tot z’n haven. Dat verbod negeerden we en inderdaad, het werd een enorme chaos in z’n haven maar het liep wonderwel goed af dankzij ons gelukkige gesternte.

Een jaar later had ik me het wrak van een mooie paviljoentjalk aangeschaft en dat was het begin van een scheepsreis die op dit moment nog steeds niet ten einde is. Van dat schip heb ik na een onwaarschijnlijke reeks moeilijkheden, geluk en vooral veel belangeloze hulp eerst m’n varend woonschip gemaakt en vervolgens werd het m’n eerste bedrijfsschip – en dat is het nog steeds.

En nu, decennia later was het dan zover! Ik had een cat!

Ik was voor Amphielissa gevallen vanwege haar ‘oogopslag’ de twee ramen voorin haar kajuitje ogen zo charmant dat ik er elke keer als ik ze zie weer voor val en mezelf gelukkig prijs met m’n catje.

 

Ware liefde

Maar ze stelt m’n liefde wel op de proef. Op het eerste echte vaartje van Hoorn naar Amsterdam brak, halve wind varend, het bakboord roerblad af en liep op het aandewindse rak vanaf Marken de bakboord ankerkluis bij elke golf vol water omdat het deksel eraf spoelde. Resultaat: ze hing als een dweil aan de wind over bakboord, voorover, met alleen het stuurboord roerblad nog enigszins in het water. Bijsturend met het tuig kwamen we uiteindelijk onder de hoge wal en op vlakker water en konden we naar Amsterdam varen.

Die brekende roerbladen hebben me nog een hele tijd achtervolgd. Ik liet nieuwe maken en op een mooie zeildag met Hollandse luchten en veel zon voer ik naar Enkhuizen op weg naar Oerol op Terschelling. Maar … voordat ik aan de horizon de Drommedaris kon onderscheiden was er opnieuw een roerblad gebroken! Ik stond paf en kreeg giftige gedachten over hekserij en sabotage. Dat hielp niet maar gelukkig had ik aan de vorige breuk een reserve roerblad overgehouden en kon ik, ingehouden zeilend, de reis naar Terschelling vervolgen.

Het zat me niet lekker, die brekende besturingsbladen, vooral ook omdat ik m’n nieuwe verkering graag de geneugten een ‘jacht’ wilde laten proeven. Weer liet ik nieuwe roerbladen maken maar nu met een koolstofversterking erin, dat hielp. Dat wil zeggen … nu gaf de onderkant van de roerbladkast de geest, op de motor varend richting Oranjesluis op weg voor een weekje vakantie. “God gloeiende gvd!” De vakantiestemming liep averij op. Weer naar m’n woonboot teruggevaren en zo snel als ik kon met roestvaststalen strippen de roerkast verstevigd. Varen maar! De vakantie was – eindelijk – begonnen.

Het licht zien

Totdat een poosje later in een onbewaakt moment een van de steekzwaarden uit z’n kast zakte en onder de boot terecht kwam, dat had ik helemaal niet voor mogelijk gehouden. En toen pas ging het licht aan! Die roerbladvalletjes had ik van een stop moeten voorzien zodat de bladen niet te diep in de kast konden zakken. Als zo het moment op het blad beperkt was gebleven, dan was er nooit wat afgeknapt, zucht … Mezelf voor de kop slaan over zoveel stommigheid heb ik maar niet gedaan indachtig een wijze levensles die ik lang geleden in catamaranverband had opgedaan.

De verkeerde kant op denken

Ik had een oogje op een jongedame, haar ouders hadden een catamaran en ik mocht mee op een kort reisje van IJmuiden naar Stellendam. Het was allemaal prachtig vanwege ‘de setting’ en de ‘s nachts fluoriserende zee maar opeens hoorden we de branding! Pa sprong resoluut via de achterkant overboord en draaide, in het water staand op de zandbank, de boot weer richting zee en gelastte mij de boot op de andere boeg te leggen. We kregen weer vaart richting open zee en zo liep het goed af!

Achteraf bleek, we hadden geen, of veel te weinig, rekening gehouden met de vloedstroom die het zeegat in trok. Commentaar van Pa op het gebeuren, evaluerend met een drankje om van de schrik te bekomen en afgemeerd in de veilige haven: “Ik denk wel veel na maar ik blijf ontzettend stom omdat ik vaak de verkeerde kant op denk!” En hij vervolgde met: “Denken is net als lopen, fietsen, varen, als je de verkeerde kant op gaat, kom je niet waar je wezen wil.” Mijn stommigheid met die roerbladen was een duidelijk gevalletje van de verkeerde kant op gedacht: ‘versterken die gammele zooi!’ of het ook nog ergens anders aan kon liggen, kwam niet bij me op, de ergernis ‘hoe kunnen ze dat nou zo stom maken!’ had me stevig te pakken.

Aan de wind varen

Na die geschiedenis met de roerbladen kwam aan de wind varen. Een catamaran vaart, over het algemeen, niet zo hoog aan de wind. Wist ik wel maar het viel me tegen. M’n schatje peigerde zich af aan de lierhandels maar ‘lopen’ deed de boot niet. De ietwat uitgezeilde zeilgarderobe vervangen vond ik te kostbaar voor wat toch vooral een eenvoudig bootje was, en moest blijven. De stagspanning kon wel beter. Eindeloos draaien aan de spanners leverde op dat het lijstag niet meer loshing en het voorstag minder doorboog maar de kajuitingangen gingen bijna niet meer open of dicht en de hekstagspanners waren te lang geworden.

Op zondagse zeildagen doen we vanuit Amsterdam meestal ‘een rondje Pampus’ om daarna lekker in de luwte van een eilandje voor Muiden voor anker te gaan en uitgebreid te lunchen en de zaterdagkrant door te nemen. Op zo’n dag, de eerste copieuze lunchgang van een stevige soep met croutons was gesoupeerd en we mijmerden over wat we nog meer voor lekkers op de sublieme ‘kachel’ konden bereiden inzake de volgende gang, zag ik in m’n ooghoek iets raars. Ik keek vanuit de kuip naar binnen en van daaruit heb je zicht op wat we in meerrompkringen ‘de beam’ noemen. Er zat een knik in! Huh?! Mijn lief keek me veelzeggend aan met een blik van ‘ja ja jij denkt het allemaal zo goed te weten hè met je verhalen en gesleutel aan die boot’. Ik werd een maatje kleiner en enigszins ontdaan en bevangen door onheilsvisioenen als ‘met die boot en zeilen is het gedaan’ zijn we teruggemotord naar de veilige haven.

De boot even laten liggen en een poosje later toch maar op onderzoek uitgegaan. Wat bleek, toen de maststeun eruit was gesleuteld: iemand had om het kabeltje van het toplicht netjes weg te werken een enorm gat van boven naar beneden dwars door de beam geboord! D’r konden wel een half dozijn kabels door dat gat. Dat was zo de zwakste plek van de constructie geworden.

Wat nu? Ooit ben ik als school-drop-out op een scheepswerf in Muiden terechtgekomen als leerling ijzerwerker. We bouwden daar vooral havensleepboten voor Moammar al-Qadhafi (Kadafi). De status van leerling ben ik daar niet ontstegen maar ik denk toch al snel in ijzer als er wat gefikst moet worden. Dus een stalen, U-vormige doos gemaakt en die over de gebroken beam gezet en het geheel met bouten door en door met elkaar verbonden. Maststeun er weer op en zo kon de romp de stagspanning wel aan.

 

Stangenkunst

Als ex-OK-jolzeiler en ex-parttime-botterschipper vin’ ik dat hele gepiel met draadjes en spanners eigenlijk niks. Doe mij maar een zwiepende, ongestaagde paal die meeveert met de vlaag en me verlost van al die obstakels aan dek en in m’n Hirondelle-interieur waar een soort ‘stangenkunst’, een maststeun plus twee ‘pilaren’ die de hoofdwantspanning op de beam overbrengen, een aanslag zijn op het verblijfscomfort van circa drie kubieke meter. Maar hoe dan?! Daar fantaseer ik al jaren over en ik heb inmiddels een heel schetsboek met oplossingen maar durf die niet uit te voeren. M’n Hirondelle MK1 is zo’n mooi geheel dat ik mezelf – voorlopig – alleen maar kleine aanpassingen toesta. En bij die opoffering vaart de ware (boot) liefde wel.

De ‘sublieme kachel’: twee pitten en een oven in een apparaat.

Het volgende verhaal: Bart & Cat worden ouder en zijn beide wat sleets.