Bespiegeling

Nico Boon

Botenboeken

Op mijn vijfentachtigste begon ik op te schrijven wat ik me nog meende te herinneren van mijn jongste jaren. Na hoofdstuk10 gingen die teksten minder over mijn eigen leven, dat van Sonja en ‘onze’ drie dochters. Kinderen zijn toch meer bezit van zichzelf, dan van de ouders. Waarom dan het woord ‘onze’ gebruiken? Er kwamen veel andere onderwerpen zoals ‘economie zonder groei’. Dat wordt de ‘steady state economy’ genoemd in de vrijwel uitsluitend in het Engels geschreven boeken (o.a. Greco). Over inkomensverdeling heb ik het ook geregeld. Wijsgerige beschouwingen, zeg maar bespiegelingen, ontbreken niet.
Het meest recente hoofdstuk 35 ging over de boeken van blijvende betekenis voor mij, en naar ik hoop velen. In dit verhaal zijn de boeken over mijn levenslange fascinatie voor water en de boten die daarop varen, maar met een paar alinea’s vertegenwoordigd. Hoofdstuk 36, in wording, kreeg tot nu toe de saaie titel ‘botenboeken’. Dat verhaal begint zo:

Als boten vrouwelijk zijn, dan heb ik er veel bemind. Dat is gewoon ‘liefde’.
Dat heb niet alleen ik, die liefdes. Veel boten hebben als naam ‘second love’. Op botententoonstellingen worden scheepjes, vooral de houten, graag aangeraakt. Een soort knuffel mag je dat aaien zeker noemen.

Met zeilboten, vooral als die niet langer zijn dan een meter of tien, heb ik echt een liefdesrelatie. Ik kon en kan eindeloos lang naar ontwerpen en de details ervan kijken en ook het varen ermee heel intens beleven. Zonder dat varen zelf te doen. Net zo heb ik trouwens, toen ik niet ouder was dan een jaar of tien, leren autorijden. Auto’s zijn voor velen net zo betoverend als boten. Ook voor niet-bezitters. Dit nieuwe hoofdstuk is als het ware mijn emotionele protest tegen dat, tot nu toe, nogal veronachtzamen van de boten. Van de honderden boeken erover op mijn planken stel ik er, met veel genoegen voor mezelf, een aantal voor. Ik ging eigenlijk op zoek naar ‘mijn temps perdu’. Van de zoektocht van Proust zelf las ik vele jaren geleden alleen het eerste deel. Niet in het Frans hoor, maar een toen bekroonde vertaling. Dat deel heeft me zeker geboeid, maar het was wel genoeg Proust, voor zowel Sonja als mijzelf.
Ik begon de zoektocht naar de geliefden uit het vergeten verleden door de oudste boeken weer eens in handen te nemen en opnieuw voor de geest te halen. Een merkwaardige bezigheid dat ‘voor de geest halen’. Misschien moet je daar wel eerst 93 voor zijn. Van de ene ontwerper en/of schrijver, kom je op de andere ‘vaarder’. Die man of vrouw is vaak tevens een wereldreiziger. Die heten in de huidige zeilersbladen, ‘de vertrekkers’. De meesten komen vaak niet of maar korte tijd terug naar hun land en haven van vertrek.

Mijn boekenverzameling begon ooit, dat was in 1939, met een, dat vermoed ik, nu vergeten boek. Gekocht van de schrijver na het bijwonen van een lezing in dat jaar, van deze Zaankanter. De titel is: ‘De “Holland”, Zaandijk-New York v.v’. Reisverhaal van J.G. Kuyt. De inleiding is van Piet Bakker. Die journalist maakte zich daar niet van af. Hij vindt niet alleen dat Jacobus Kuyt drie eeuwen te laat is geboren, maar beschrijft in bijna vijftien bladzijden ook de geschiedenis van een reeks voorgangers van hem. Namen noem ik hier niet. Een aantal, die van belang zijn geweest voor mijn ontwikkeling op botengebied, komt de lezer verder tegen. In zijn Nederlands-Indische jaren als ‘planter’, had Kuyt al een model gemaakt van wat hij een ideaal zeilvaartuig vond. De ‘Holland’ kwam daar heel dichtbij. Het is een Noorse loodsjol, gebouwd in1898. Een dubbelender. Dat betekent voor- en achtersteven zijn beiden spits. Dat soort vaartuigen noemt men ook wel spitsgatters. Tegenwoordig krijgen deze brede, zware, loodsboten met een niet erg diepstekende kiel, van een meter of twaalf of wat meer lang, de naam van de ontwerper van veel van dat scheepstype. Dat is de Noor Colin Archer. (1832-1921), geboren uit Schotse ouders. Met Lauwersoog als startplaats, wordt sinds 1982 elk even jaar de Colin Archer Memorial race georganiseerd naar Larvik, zijn geboorteplaats. Hij is daar ook overleden. Colin Archer-ontwerpen worden nog steeds veel gevraagd door de echte liefhebbers. Het zijn degelijk gebouwde, heel zeewaardige, maar, met hun grote waterverplaatsing, zware schepen met niet zo veel zeiloppervlak. Uiteraard dan geen snelle zeilers. De maximale snelheid komt niet ver boven de zeven knoop. Zijn lezingen in 1939 waren om wat bij te verdienen voor zijn volgende reis rond de wereld. Door de oorlog kwam er geen volgende reis. Het schip heb ik later nog enkele keren zien liggen aan een kade in het IJ.

Ongeveer gelijktijdig maakte ik kennis met een Zaanse zeilkano, ontwerp Kraaier. Die werd daar de A-klasse genoemd, met een gaffelgrootzeil en fok. Ook een dubbelender, voorzien van wat men een vorkhelmstok noemt, net als de later te noemen 12 m2 Sharpie. Daarmee kan de stuurman als hij uithangt aan de loefzijde om de smalle boot (1,10 m breed) overeind te houden, nog net bij het roer om te boot op koers te houden. Tegenwoordig past men helmstokverlengers toe.
Die zeilkano was in Krommenie gebouwd door een oudere neef die de ambachtsschool had doorlopen. Mijn zeilervaringen begonnen als bemanning op het Zwet aan de oostzijde van de Zaan bij Wormerveer. De zeilkano was voorafgegaan door een RIS-kano. Zo begon wel mijn interesse voor kleine boten. Ook wel een geldkwestie. De A-klasse werd gevolgd door de zogenaamde 12 m2 Sharpie, een Kröger-ontwerp uit 1931. Sharpie genoemd vanwege het knikspant. Dat ontwerp werd een Olympische tweemansklasse in 1956, tot 1967. De boot is ook voorzien van een gaffeltuig. Foto’s ervan kon ik urenlang bekijken. Er is nog steeds een twaalf kwadraat Sharpieklasse (www. sharpie.nl), een heel interessante site zelfs met oude foto’s.
Je zou dit type niet breder dan 1,43 meter in zekere zin als een halve catamaran kunnen beschouwen. Maar door dat te doen sla ik teveel over van wat in mijn boeken te vinden is en zeker in dit hoofdstuk een plaats verdient.
Tenslotte komen we ook bij de multihulls aan. Daarvoor verwijs ik graag naar de vrijwel complete boekenlijst van de CTC, te vinden op deze website.