Een catamaran gaat niet scheef, toch?
Droogvallend op een Frans wad krijgen Ronald en Marijke het gevoel dat hoort bij een monohull die op een oor ligt. Niet iets wat je verwacht van een grote Wharram Catamaran.
tekst en foto’s: Marijke de Boer-Boon
Na vele nachten in dure havens in steden, zijn we blij dat we bij de rivier de Somme komen in Noord-Frankrijk. De monding is een soort waddengebied.
Na uren kruisen en daarna op de motor varen komen we om negen uur ‘s avonds bij de monding, de uiterton staat niet helemaal als op de kaart, maar dat kan kloppen. Op de kaart staat de geul ook niet aangegeven, er staat alleen dat er een betonde geul is die zo vaak verandert, dat hij niet getekend is. We zijn er een paar uur voor hoogwater, precies op het juiste tijdstip. Er staat een mooie stroom naar binnen. De tonnen zijn prima, echt Frans.
We varen een aardig stuk naar binnen en komen achter een landtong. Iets verder op de kaart staat een haventje met een lang recht kanaal ernaartoe, op foto’s in de pilot is een soort stenen rand te zien. Dus verder moeten we niet gaan. We doen wat we op het Wad ook doen, even dwars op de geul tot het ondieper wordt. Ons echolood houdt er meteen mee op, op het Wad meestal een teken dat het erg ondiep is. We laten al snel het anker vallen, het is prachtig rustig. Rondom gepeild met de vaarboom, overal 1,50 m, het water komt nog wat op, dertig meter ankerlijn.
Eng scheef
Om twee uur word ik wakker van snel stromend water. Het is inmiddels afgaand water en we zijn zonder een bonkje vast komen te zitten. Na een uurtje hebben we het gevoel dat de boot toch tamelijk scheef komt te liggen, we gaan met ons hoofd aan de andere kant van het bed liggen.
Om vijf uur liggen we zo scheef, dat we het gevoel hebben dat we staan in bed. We staan op, we vinden het eng. Het lijkt wel of de bakboordachterkant onder water gaat verdwijnen. De stuurboordromp staat al stevig droog maar bij bakboord spoelt nog steeds zand weg, we staan op een rand. We gaan van boord om de situatie te bekijken. We nemen de iPad mee en zetten een markering op de kaart op een plek die ons beter lijkt om te liggen.
Na een uurtje rondlopen, lijkt er niet veel meer te veranderen, we gaan aan boord. Het is heel erg ongemakkelijk op de boot, zoiets als op een zeilend kieljacht. Toch maak ik ontbijt. Gelukkig hebben we klemmen op het gasstel, maar de havermout loopt bijna het pannetje uit. De kopjes moeten we op de bank, die een randje heeft, inschenken. Een leeg kopje dat Ronald in het gangpad zet, sjeest in een keer van stuurboord naar de bakboordkiel. Nee dat zijn we niet gewend.
Koffie zetten moeten we met z’n tweeën doen, de een houdt de thermosfles en het filter vast, de ander schenkt op. Allemaal normaal voor mensen met een kieljacht denk ik, maar voor ons… We krijgen er spierpijn van.
Drukte
Als de zon begint te schijnen, wordt het opeens heel anders. Eerst komen er een paar prauwen langspeddelen met toeristen. Die varen met het laatst van de eb naar buiten en komen met de vloed weer terug. Niemand kijkt vreemd op dat we daar liggen. Het duurt heel lang voor het water weer komt, volgens de pilot is het al drie uur na laagwater als het water eraan komt. Dan gaat het opeens snel, om negen uur zien we het water keren en om half tien komen we los, geen stootje te voelen. Wat een heerlijk gevoel, een boot die weer recht ligt.
Daarna barst het los met andere boten. Er wordt gevaren of het het Lauwersmeer is. Iedereen vaart tegen de stroom een stukje zeewaarts en later tegen de eb weer terug naar de haven.
Betere plek
Tegen de tijd dat het hoogwater is verhalen we een stukje. Het valt nog niet mee om precies op de gemarkeerde plek te komen, maar we liggen in de buurt, als het goed is zo’n dertig meter van de geul. We durven niet hogerop, want op de kaart staan helemaal geen hoogtes aangegeven, we willen ook nog wel weer weg komen. Het droogvallen gaat nog steeds niet helemaal rustig, het stroomt gewoon enorm hard en het zand is een soort drijfzand, het ligt heel los, maar we komen toch min of meer recht te liggen. Als we vertrouwen in de zaak hebben maken we een wandeling naar de landtong. Er is daar een haventje, zoiets als Noordpolderzijl wat maat betreft, alleen wat hogere oevers. Het tijverschil is hier een meter of acht.
’s Avonds komt de vloed wel weer met een hoop geweld over de rand stromen, het doet een beetje aan een apocalyps denken, ’s nachts worden we even wakker met vastkomen. De boot is wat zandheuvels aan het omploegen met het draaien op het tij, maar in een half uurtje is het rustig.